Op 25 maart 2015 begon Saoedi-Arabië zijn oorlog tegen opstandelingen in Jemen. Die dag verscheen op de site van het Witte Huis de mededeling dat Amerika logistieke steun ging verlenen aan die strijd. Aan generaal Lloyd J. Austin, toen bevelvoerder van het U.S. Central Command, werd de volgende ochtend gevraagd wat het militaire doel van de Amerikaanse steun was en hoe hij dacht dat doel te gaan bereiken. ‘Ik weet niet wat het doel is,’ antwoordde hij. ‘Om te weten hoe waarschijnlijk het is dat we het doel gaan bereiken, zou ik dat eerst moeten weten.’  

De een zegt dat Iran het doel was: Iran zou de Jemenitische rebellen steunen en president Obama wilde de regio laten zien dat hij bereid was om tegen Iran op te treden. De ander zegt dat Obama niet veel keuze had: als hij niet voor Saoedi-Arabië zou hebben gekozen, hadden de Russen of de Chinezen dat wel gedaan. Misschien waren het wel de 60 miljard dollar aan state-of-the-art bommen, raketten en vliegtuigen die Amerika sinds 2010 aan Saoedi-Arabië had verkocht. Obama wist dat er méér was waar dat geld vandaan kwam.

Wat Saoedi-Arabië met al die dure spullen precies dacht te bereiken was ook niet helder. We zijn ruim twee jaar verder. Irans invloed in het Midden-Oosten is alleen maar gegroeid en de rebellen, velen op teenslippers en met een ouwe Kalasjnikov, hebben zich nog steeds niet overgegeven. Saoedi-Arabië maakt er in Jemen een potje van, zeggen waarnemers. Bij hun bombardementen met de dure Amerikaanse jets kwamen al meer dan 5000 burgers om het leven, een veelvoud daarvan raakte gewond. De Amerikanen zijn inmiddels maar aangeschoven bij het commando in Riyadh om de Saoedi’s te helpen bij het nauwkeuriger bepalen van de coördinaten van hun aanvalsdoelen. Na een bommenregen op een markt waarbij tenminste 97 burgers om het leven kwamen, leende Amerika uit eigen voorraad precisie-bommen uit aan de Saoedi’s, die moeten helpen bij beter mikken. Het kost tijd voordat een land om kan gaan met gevanceerde wapensystemen, zei een gegeneerde Matthew Spence, onder Obama de Deputy Assistant Secretary of Defense voor het Midden-Oosten. ‘Maar stapje voor stapje zullen ze het leren.’

Niet dat Saoedi-Arabië’s hart bloedt voor burgerslachtoffers. Saoedi-Arabië gooit gewoon overal oliedollars tegenaan, dan verdwijnen problemen vanzelf. In 2016 bijvoorbeeld presenteerde de VN-Veiligheidsraad zijn jaarlijkse rapport over krijgsmachten die het oorlogsrecht schenden. Saoedi-Arabie overtrad dat jaar 152 keer de internationale verdragen met bombardementen op scholen, woonwijken, ziekenhuizen en markten. Het rapport was nauwelijks verschenen, of het verdween alweer, en verscheen toen opnieuw, maar zónder Saoedi-Arabië erin. De VN-secretaris-generaal, toen nog Ban Ki-moon, kwam er rond voor uit: Saoedi-Arabië had de VN bedreigd. Ze zouden de geldkraan dichtdraaien voor humanitaire VN-operaties in Zuid-Sudan en Syrië, als de naam Saoedi-Arabië niet uit het rapport verwijderd zou worden.

Niemand ook die durft in te grijpen nu de olieziljonairs de Jemenetische rebellen opzettelijk aan het uithongeren zijn. Een zeeblokkade door schepen van Saoedi-Arabië en een paar bondgenoten zorgt ervoor dat er geen voedsel en medicijnen het land meer binnenkomen. De hongersnood die het gevolg is heeft Saoedi-Arabië simpelweg opgekocht. Als volgt: de Saoedi’s maakten van zichzelf de grootste hulpdonor aan Jemen. Andere donoren staan niet te trappelen om Jemen te hulp te komen, dus de VN heeft geen keuze dan dankuwel tegen de Saoedische donaties te zeggen. De hulpdollars zijn echter aan strenge voorwaarden gebonden. De humanitaire VN-organisaties mogen de hulpfondsen uitsluitend besteden waar en aan wie de Saoedi’s het goed vinden. Dat is dus niet in rebellengebied en niet aan bevolkingsgroepen die de Saoedi’s niet gunstig gezind zijn. Zo bepaalt in Jemen de partij die de hongersnood veroorzaakt, wie VN-voedselhulp krijgt en wie niet.

In april dit jaar zamelde Giro 555 geld in om honger te bestrijden, onder meer in Jemen. Ik voorspel dat die hongersnood er gewoon toch komt, maar precies op die plekken waar Saoedi-Arabië het graag ziet.