‘Nu doorpakken’

Toespraak bij bijeenkomst KVBK door de minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert, op dinsdag 18 april te Den Haag.

Dames en heren,

Het bestuur van de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap – beter bekend als de vereniging met de onuitsprekelijk lange naam – heeft mij gevraagd terug te blikken op 4,5 jaar ministerschap. Dit doe ik uiteraard graag.

Overigens, áls de formatie tot eind augustus duurt, zal ik de langst zittende minister van Defensie zijn, zo merkte iemand onlangs op. Ofwel, de langst zittende minister sinds Cornelis Staf, MinDef in de drie kabinetten Drees. U begrijpt, ik doe er werkelijk alles aan om het formatieproces zo veel mogelijk te rekken…

Hoe dan ook, vierenhalf jaar is sowieso een lange tijd en dus is er ook genoeg om op terug te blikken. Meer dan genoeg. Ik zal derhalve verre van volledig zijn vandaag.

En laat ik u alvast dit zeggen, Defensie is de afgelopen jaren onder mijn huid gekropen. In goede zin. Het is een prachtige organisatie met een lange geschiedenis, vele tradities, unieke mensen en een zeer bijzondere core business. Een organisatie waarvoor je wilt vechten.

In aanloop naar deze lezing werd ik – via de Militaire Spectator – uitgedaagd om in te gaan op de toekomst van Defensie. Alsof daarover niet zou zijn nagedacht de afgelopen jaren. Alsof hierover niet gesproken is. Maar goed, ik zal dit vanzelfsprekend doen.

Allereerst neem ik u even mee in de tijd, terug naar 5 november 2012. De dag van de beëdiging van het kabinet, Rutte II, gevolgd door een warme ontvangst op Plein 4.

Die eerste weken staan mij nog altijd helder op het netvlies. Van wittebroodsweken was nadrukkelijk geen sprake. De harde werkelijkheid diende zich vrijwel onmiddellijk aan. Te beginnen met de WUL, de Wet Uniformering Loonbegrip. En daarmee wederom een gat in mijn begroting. Dit keer van zo’n 50 miljoen euro.

En dat terwijl eerdere bezuinigingen en herschikkingen ook nog hun beslag moesten krijgen.

Bezuinigingen en herschikkingen van meer dan een 1 miljard. Inclusief het schrappen van 12.000 functies. Geen sinecure. Geen fijn vooruitzicht. Verre van dat.

Het raakte niet alleen de slagkracht van de organisatie, en daarmee de verhouding tussen ambitie en middelen, máár het raakte ook echt de ruim 55.000 mannen en vrouwen ván Defensie, militairen en burgers.

Tegelijkertijd zag ik (en zie ik) met hoeveel toewijding en overtuiging diezelfde mannen en vrouwen iedere dag hun werk uitvoeren, niet zelden onder moeilijke omstandigheden. Dit raakte mij ook.

Belangrijke notie bij dit alles is de economische crisis, die ook toen nog gaande was. Soms lijkt het alsof we dit alweer bijna zijn vergeten, maar die crisis heeft er diep ingehakt. Bij iedereen in Nederland. Ook bij Defensie.

De vraag is uiteraard of Defensie zich ook leent voor snelle bezuinigingen en besparingen. Ik heb het vaker gezegd: een krijgsmacht afbreken is niet zo ingewikkeld, dat doe je in feite op een achternamiddag. Een krijgsmacht opbouwen daarentegen duurt eindeloos. Eenheden vliegend, varend en rijdend krijgen, dat heb je niet ‘even’ geregeld.

Ook relevant is dat die bezuinigingen en herschikkingen van zo’n 1 miljard (uit 2010 en 2011) zich weer stapelden op vele andere bezuinigingen en herschikkingen uit voorgaande jaren. Na de val van de muur werd het vredesdividend immers enthousiast geïnd. Té enthousiast, stellen we nu vast. Sterker nog, we zijn er volledig in doorgeschoten. Met andere woorden: de organisatie en haar mensen stonden al onder een immense druk.

Desalniettemin moesten wij roeien met de riemen die wij tot onze beschikking hadden. De nota ‘In het belang van Nederland’ werd opgesteld.

Internationale samenwerking

In die nota kozen wij nadrukkelijk voor samenwerken, nationaal en internationaal. En inmiddels kunnen we wel stellen dat we – in dat kader – grote stappen hebben gezet. Met name de internationale militaire samenwerking heeft de afgelopen jaren enorm aan snelheid en kracht gewonnen.

Nederland was een teamspeler, en Nederland is een teamspeler. En het doet goed om te constateren dat Nederland tot de koplopers in Europa behoort als het gaat om bilaterale en multinationale defensiesamenwerking.

De voorbeelden zijn legio. U kent ze. Dus ik ga die nu niet allemaal opsommen.

Maar ik durf te stellen dat de vergaande integratie – met de Belgische en Duitse krijgsmacht in het bijzonder – dat die vergaande integratie uniek is in Europa en ver daarbuiten.

Uiteraard ben ik ook zeer tevreden met de leidende rol die de Nederlandse krijgsmacht heeft gespeeld bij de totstandkoming van de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF, ‘flitsmacht’) van de NAVO. Samen met de Duitsers en de Noren. Toevalligerwijs drie vrouwelijke ministers.

En dan ontkom ik er niet aan om Margaret Thatcher te citeren.

Want zij zei ooit: ‘In politics, if you want anything said, ask a man. If you want anything done, ask a woman.’ Dit zou zomaar eens waar kunnen zijn…

Nu, meer serieus, wil ik hier vooral benadrukken dat Nederland onmiskenbaar zijn plaats in de wereld heeft. We hebben belangen te behartigen en waarden te bevorderen.

Nederland is lid van de NAVO, de Europese Unie en de Verenigde Naties. Met reden. En ook van Nederland wordt verwacht dat het een bijdrage van betekenis levert aan de mondiale en Europese veiligheid. Dit dient ook óns belang!

En er kan écht geen misverstand over bestaan: Europa – en dus ook Nederland – zal écht meer moeten doen om haar positie in de wereld te behouden.

Er is sprake van een duidelijke shift in de balance of power. En veel te lang heeft Europa zich achter de brede schouders van de Amerikanen kunnen verschuilen. De dreigingen en risico’s waarmee Europa zich geconfronteerd ziet, schreeuwen om actie. En dus moeten we hierin willen investeren. En ook: de Europese krachten bundelen.

Als het de betrouwbare en capabele bondgenoot wil zijn, die het zegt te zijn, zal Europa veel meer verantwoordelijkheid moeten nemen. Ook binnen de NAVO.

En zeker, het gaat ergens over: want ook de komende jaren zullen we gezamenlijk álle zeilen moeten blijven bijzetten om veilig te blijven in een onveilige wereld. De stabiliteit en vrijheid die we in de loop van decennia, in vele opzichten, in Europa hebben opgebouwd, zijn immers niet vanzelfsprekend.

Sterker nog, zij staan op het spel en ze zijn het meer dan waard om hard voor te knokken. Het tij ten goede keren, gaat simpelweg niet vanzelf.

De verdere versterking van de Europese krijgsmachten, en dus ook van de Nederlandse krijgsmacht, acht ik dan ook broodnodig. Dit heb ik eerder en veel vaker gezegd, in duidelijke bewoordingen.

We moeten onze wezenlijke belangen en waarden kunnen blijven verdedigen. Ook als het er op aan komt. Samen met onze partners en bondgenoten.

Onlangs ontmoette ik de nieuwe Amerikaanse minister van Defensie, James Mattis, en hij verwoordde het als volgt:

Americans cannot care more for your children’s future security than you do. Disregard for military readiness demonstrates a lack of respect for ourselves, for the Alliance, and for the freedoms we inherited…freedoms which are now clearly threatened.’

Ik ben het daarmee eens. Niet zozeer omdat de Amerikanen dit van ons vragen, maar omdat het (zoals ik net al zei) in óns belang is.

Met andere woorden: Europa is het aan zijn stand verplicht meer op de mat te leggen als het gaat om de bescherming van wat ons dierbaar is. Het zou echt naïef zijn om te denken dat anderen – voor ons – de kolen uit het vuur blijven halen.

Het keerpunt

Dames en heren,

Nog even terug naar het jaar 2013. Wederom moest ik maatregelen namen… (herschikkingen, niet te verwarren met bezuinigingen)… maatregelen nemen om het huishoudboekje van Defensie op orde te krijgen.

Wel werden we – met de nieuwe begrotingsafspraken medio oktober dat jaar – in staat gesteld een aantal zeer pijnlijke keuzes te verzachten, en zelfs terug te draaien. Ietsje minder, minder dus.

Ook moest er volop werk worden gemaakt van een financieel duurzame organisatie. En dat was bepaald niet makkelijk, moet ik u zeggen. Ik zal u niet vermoeien met wat ik allemaal precies heb aangetroffen, ik noemde zojuist al even de WUL, maar het lijstje is fors.

In het kader van een financieel duurzame organisatie hebben we de afgelopen jaren ook cruciale stappen voorwaarts gezet als het gaat om inzicht in de werkelijke kosten van ‘het hebben van een krijgsmacht’. Wat kost het ons nu eigenlijk?

Wellicht bevreemdt het u, maar dat inzicht was er niet.

Feit is dat er inmiddels niet langer alleen maar wordt gekeken naar de kosten die samenhangen met de aanschaf van een bepaald wapensysteem, maar dat wij inmiddels uitgaan van de levensduurkosten van wapensystemen.

En ja natuurlijk, tegenvallers zijn van alle tijden, maar een stabiel beeld is wel degelijk een voorwaarde om überhaupt tot een ordentelijke planning te komen, een operationeel duurzame organisatie te bouwen en ongemakkelijke verrassingen zo veel mogelijk te vermijden.

En dus: gaten niet langer met gaten dichten en exploitatietekorten niet langer dekken met investeringsgelden. Om maar ’ns iets te noemen.

En we zijn er nog niet. Tot op de dag van vandaag wordt er hard gewerkt om onze krijgsmacht op een duurzame leest te schoeien. Een eerste voorbeeld hiervan was de introductie van de mogelijkheid om investeringsgelden mee te nemen naar het volgende jaar… de zogenoemde onbeperkte eindejaarsmarge.

Een ogenschijnlijk kleine, maar zeer belangrijke ingreep.

Ook hebben we inmiddels generaal geld ontvangen om de forse gevolgen van valutaschommelingen ‘ietwat’ te helpen opvangen. Wederom een stap in de goede richting.

En ja, ook de bedrijfsvoering wordt – as we speak – verder verbeterd. Extra geld is immers niet voor alles dé oplossing.

Ik realiseer me goed dat dit allemaal weinig sexy klinkt máár de ingeslagen weg van versterking en verbetering met volle kracht voort zetten… zal voor de geloofwaardigheid van Defensie van wezenlijk belang zijn.

De welbekende can-do mentaliteit van Defensie is een groot goed, maar niet als je daarmee uiteindelijk in eigen voet schiet. En keer nee moeten verkopen, is geen schande.

2013 was uiteraard ook het jaar waarin werd besloten tot de aanschaf van de F-35. Na jaren en jaren van debat, adviezen van bijna 17 miljoen jachtvliegtuig-experts en de vele politieke partijen die steeds weer over elkaar heen buitelden, was er dan eindelijk dát besluit.

En nog altijd is de vervanger van de F-16 goed voor vele Kamervragen en ook koppen in de krant trouwens. Maar vorig jaar mei was het dan zover. De eerste twee Nederlandse F-35’s landden op Nederlandse bodem.

En twee weken geleden hebben we, in de VS, het contract getekend met motorenfabrikant Pratt & Whitney, voor de bouw en levering van een proefdraaiopstelling, voor het testen van de F-35- motoren in Woensdrecht.

Nederland is, zoals velen van u weten, één van de landen die binnen het F-35-programma het motoronderhoud zal gaan verzorgen voor de wereldwijde F-35-vloot. Het is het eerste contract dat Pratt & Whitney met een partnerland heeft gesloten. Weer een prachtige stap die de innovatiekracht van de Nederlandse economie, en ook de werkgelegenheid, ten goede komt.

Dames en heren,

Het echte keerpunt voor Defensie volgde in het jaar 2014.

Een jaar waarin we – in vele opzichten – van een zeer koude geopolitieke kermis thuis kwamen:

  • De drang van Poetin om Rusland als grootmacht te positioneren – met de illegale annexatie van de Krim en de verdergaande destabilisatie van Oost-Oekraïne – die drang deed velen beseffen dat het respect voor de territoriale integriteit niet vanzelfsprekend is. Ook niet op het Europese continent.
  • Met onwaarschijnlijk barbaarse praktijken liet ISIS z’n ware gezicht aan de rest van de wereld zien.
  • De 17e juli is voor eeuwig in ons geheugen gegrift. Vlucht MH-17. Op weg van Amsterdam naar Kuala Lumpur vonden 298 onschuldige mensen de dood, onder wie 193 Nederlanders.

Ik denk dat we kunnen vaststellen dat in het jaar 2014 het veiligheidsgevoel van veel mensen flink veranderde, dat het duidelijk werd dat in de wereld van nu de ‘ver-van-mijn-bed-show’ in feite wishful thinking is.

Mogelijke risico’s vertaalden zich in hoog tempo in reële en tastbare dreigingen. Dreigingen die zowel territoriaal als ideologisch van aard waren én nog altijd zijn. Met andere woorden: wat wellicht ooit ver weg leek, kwam de afgelopen jaren in rap tempo dichterbij.

De gebeurtenissen volgden (en volgen) elkaar snel op. En ieder keer opnieuw maken die gebeurtenissen op zeer pijnlijke wijze duidelijk dat de onrust niet even overwaait. Integendeel.

En dit alles met vergaande gevolgen, ook voor de vrijheid en welvaart die gedurende decennia in dit deel van de wereld zijn opgebouwd. Steeds weer worden grenzen overschreden waarvan je eigenlijk hoopt dat ze op een dag niet meer hoeven te worden bewaakt. Tegen beter weten in. Dat is wel duidelijk.

In reactie op de aanslagen in Parijs, zei toenmalig president Obama – en ik citeer: ‘Let’s not forget that freedom is more powerful than fear. As long as we stay true to who we are, then I have no doubt that we will prevail.’

Zo is het. En dus dienen we pal te staan voor de vrijheid die ons zo lief is! Dat is het devies.

Je niet laten leiden door angst, máár door een rotsvast geloof in de fundamentele rechten waarvoor we zo lang gestreden hebben én zullen blijven strijden! Die vrijheid heeft ons immers zo veel gebracht.

De mensen

Dames en heren,

Het zijn de mannen en vrouwen van de krijgsmacht die bereid zijn om tot het uiterste te gaan. Die inzet, dat commitment, heeft mij iedere dag geïnspireerd. En nog steeds.

Defensie doet bijzonder werk, met unieke mensen. Ik zei het net al. En daar kunnen we niet vaak genoeg bij stil staan. Dit doen we dan ook. Met grote regelmaat. Ceremonieel, medailles, jubilea, herdenkingen. Erkenning en waardering. De bijzondere positie van de militair.

En ja, ook stil staan bij onze militaire historie. Niet voor niets heeft de krijgsmacht zo’n bijzondere band met haar eigen geschiedenis.

Die geschiedenis wil namelijk nooit echt voltooid verleden tijd worden. Die geschiedenis blijft ons achtervolgen, blijft ons bezighouden. Of het nu gaat om Nederlands-Indië, onze inzet in Libanon of de Dutchbat-veteranen.

De harde lessen uit het verleden hebben geleid tot een zorgstelsel waar we met recht trots op kunnen zijn. Zeker als ik dit vergelijk met andere landen.

En de inwerkingtreding van de Veteranenwet en de opening van het Veteranenloket – waar velen zo hard aan hebben gewerkt – is hier dan ook zeer zeker het vermelden waard.

En als ik denk aan de medaille-uitreikingen, dan ontkom ik uiteraard niet aan de Militaire Willems-Orde voor Gijs Tuinman en later het Korps Commandotroepen.

En dat geldt trouwens ook voor de diverse andere dapperheidsonderscheidingen, bijvoorbeeld voor – en voor het eerst in zeer lange tijd – voor heldhaftig optreden op zee – én voor het eerst in de geschiedenis – voor moedig optreden van twee helikoptervliegers.

Hun daden, en het voorbeeld dat zij daarmee gegeven hebben, symboliseren de historie en weerbaarheid van de Nederlandse samenleving door de jaren en decennia heen.

Zij herinneren ons aan het belang van oude idealen als moed, trouw en opofferingsbereidheid. En zoals u weet gaat die opofferingsbereidheid ver, heel ver.

Ook de afgelopen jaren zijn Nederlandse militairen om het leven gekomen. Stuk voor stuk gebeurtenissen die ongekend hard ingrijpen in het leven van hun geliefden, kinderen, ouders, vrienden en collega’s. Gebeurtenissen die ook op mijn netvlies gebrand staan. En wij herdenken hen met het grootste respect.

De missies

Dames en heren,

Zeilen wanneer de wind waait’. Het is kenmerkend voor Defensie. Als de nood hoog is, neem je géén afwachtende houding aan, máár kom je in actie. Dat laat we steeds weer zien.

  • De noodhulp aan de Ebola-landen maar ook aan Dominica en Haïti – getroffen door verwoestende orkanen – die noodhulp was van grote waarde.
  • De inzet van onze F-16’s boven Irak en Syrië oogstte internationaal veel waardering. En dat geldt ook voor de inzet van bijvoorbeeld onze trainers en medics op de grond.
  • En de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA is voor de Verenigde Naties inmiddels een showcase.

Om maar een paar voorbeelden te noemen. Steeds weer weten Nederlandse militairen, samen met partners en bondgenoten, hét verschil maken.

Vorige week maandag was ik op bezoek bij onze troepen die deel uitmaken van NATO’s Enhanced Forward Presence in Litouwen. De geruststelling die hiervan uitgaat, is niet te onderschatten.

In februari was ik in Mali. Een maand daarvoor in Irak: van Bagdad naar Fallujah. Van Erbil naar het casualty collection point nabij Mosul. Alle bezoeken maken grote indruk, iedere keer opnieuw.

En zeker, het beroep op de krijgsmacht was de afgelopen jaren hoog.

Terwijl we fors inleverden, draaiden we wel degelijk volop mee in allerhande missies en operaties, nationaal en internationaal. Je zou kunnen stellen dat we tijdens die enorme verbouwing gewoon open zijn gebleven. Sterker nog, de openingstijden werden zelfs verruimd. En eerlijk gezegd: dit hou je met de huidige krijgsmacht wellicht even vol, maar niet lang.

Nu hoef je niet over een kristallen bol te beschikken om je te realiseren…dat het beroep op de krijgsmacht, de komende jaren niet zal afnemen. Integendeel.

Alle analyses wijzen op een langdurige periode van onrust en instabiliteit.

En om aan dat beroep, aan die vraag, te kunnen blijven voldoen, hebben we de afgelopen jaren ook hard gewerkt aan de versterking van onze krijgsmacht.

Niet iets wat je ‘even’ regelt. Was het maar waar. Het is een zaak van de lange adem. Die versterking berust dan ook op een meerjarig perspectief.

Inmiddels hebben we een aantal belangrijke stappen in de goede richting gezet. De opeenvolgende intensiveringen lopen op tot bijna 900 miljoen euro structureel, de grootste verhoging van de defensiebegroting sinds het einde van de Koude Oorlog.

En ja, correct, op de werkvloer zijn de effecten hiervan helaas nog onvoldoende voelbaar. Het zijn juist de effecten van eerdere bezuinigingen die de afgelopen jaren duidelijk de boventoon voerden, de zgn. na-ijl effecten. En dat is ongelooflijk zuur!

Maar er is wel degelijk perspectief. We komen uit het dal en gaan omhoog. Belangrijk om dit op ons netvlies te houden.

En mocht u zich het afvragen: ja, ook ik had graag nog meer tempo gezien, maar ik zeg er direct bij: die stapsgewijze verhoging van de defensiebegroting was bepaald geen eenvoudige opgave. Die financiële crisis ligt immers nog maar net achter ons.

Hoe dan ook, feit is dat we nu belangrijke stappen voorwaarts zetten.

Ten aanzien van de personele en materiële gereedheid in het bijzonder, ofwel: de basisgereedheid. Dit was ook hoog tijd. En meer dan dat.

Let wel, als nieuwe intensiveringen uitblijven, dan staat diezelfde basisgereedheid binnen no-time weer onder zware druk. Vervolgstappen zijn dan ook noodzakelijk. Vervolgstappen die we, in het kader van dat meerjarig perspectief, al vele malen uiteen hebben gezet.

De toekomst van Defensie

En daarmee, dames en heren, kom ik uit bij de toekomst van Defensie. En zo ook bij de vraag of daarover wel is nagedacht.

In de Militaire Spectator werd geconcludeerd dat we ons strategisch denkvermogen zijn kwijtgeraakt. Dat we zelfs zouden lijden aan ‘strategisch analfabetisme’. Een goede discussie hierover ga ik zeker niet uit de weg – en dat geldt ook voor de CDS en de SG – máár ik moet bekennen dat deze stellingname me enigszins bevreemdde.

Wie onze organisatie goed volgt, heeft hier namelijk volop over kunnen lezen. Bijvoorbeeld in de nota Houvast in een onzekere wereld en zo ook in de uitwerking van het meerjarig perspectief.

Een strategie moet een externe werking en een extern doel hebben, zo stellen de auteurs zeer terecht. Maar hoe denken zij dan over de drie strategische opgaven die Defensie zich heeft gesteld?

Allereerst: de toegenomen dreigingen aan zowel de Europese oost- als zuidflank, met alle gevolgen van dien voor Nederland. Veilig blijven in Europa en Nederland. Veilig blijven als eerste strategische opgave.

Ten tweede: veiligheid brengen. Veiligheid brengen in de ring van instabiliteit die Europa omringt, veiligheid brengen in het kader van een stabiele internationale rechtsorde. Bijvoorbeeld om handelsbelangen veilig te stellen en terroristische dreigingen of een te hoge migratiedruk tegen te gaan.

En dan ten derde: Nederland veilig verbinden met de wereld om ons heen. Nederland als internationaal knooppunt, en dus het veilig verkeer van goederen, personen en data.

Daaraan hebben we immers een groot deel van onze welvaart te danken.

En hoe denken de auteurs over de lijnen van ontwikkeling die in deze nota (Houvast in een onzekere wereld) worden geschetst? Waarom lezen we daar niets over? Ook een vorm van strategisch analfabetisme wellicht?

De drie opgaven (veilig blijven, veiligheid brengen en veilig verbinden) geven richting aan het beleid van het huidige kabinet. Máár ook van een volgend kabinet, wat de samenstelling daarvan ook moge worden.

Het zijn immers opgaven die voortvloeien uit onze meest wezenlijke belangen en waarden. Belangen en waarden die ons allemaal aangaan.

En als ik dan kijk naar het eindrapport van de Verkenningen uit het jaar 2010, dan blijkt dat een grote voorspellende waarde te hebben gehad. Wie zegt dat hij of zij is verrast door de ontwikkelingen van de afgelopen jaren heeft duidelijk iets gemist. De Verkenningen zijn nog steeds relevant, en zijn de afgelopen jaren voortgezet in de strategische monitor met Buitenlandse Zaken. De jaarlijkse bijdragen van Clingendael en HCSS komen daaruit voort en worden actief gebruikt als input voor beleid.

Dit alles, dames en heren, wordt in binnen- en buitenland, nog altijd gezien als een exemplarische strategische exercitie. En de afgelopen jaren is hieraan gestaag verder gewerkt. Met de trendbreuk in de begroting van 2014 konden we de eerste contouren van dat meerjarig perspectief schetsen.

In juni 2015 ontvouwden we een stappenplan dat nog steeds actueel is. Met dank aan de intensiveringen in de opeenvolgende begrotingen, wordt nu volop ingezet op die broodnodige versterking van onze basisgereedheid.

En de vervolgstappen, ofwel de stappen die moeten leiden tot een krijgsmacht die blijvend op zijn toekomst is voorbereid, zullen in de volgende kabinetsperiode moeten volgen.

Allereerst zijn er investeringen nodig om de huidige krijgsmacht überhaupt te kunnen continueren en te vernieuwen. Alleen al de vervanging en modernisering van wapensystemen, die de kern van onze slagkracht vormen, vergen meer budget dan waarover we nu beschikken.

De begroting laat daarover geen misverstand bestaan. Zonder een nieuwe investeringsimpuls zijn keuzes en een verlaging van de inzetbaarheidsdoelstellingen eigenlijk onvermijdelijk.

De tweede vervolgstap betreft, zoals u weet, de verbetering en versterking van de operationele (gevechts-)ondersteuning, ofwel de Combat Support en Combat Service Support.

En de derde vervolgstap, tot slot, behelst de uitbreiding en verdergaande modernisering van onze krijgsmacht.

Duidelijk is dat het hierbij niet simpelweg gaat om meer van hetzelfde. Sterker nog, Defensie zal ook krachtig moeten innoveren.

De voortgaande ontwikkeling en verspreiding van technologie kennen immers een duidelijke keerzijde als dit een instrument wordt voor staten, terroristische organisaties en geradicaliseerde individuen die kwaad in de zin hebben.

Met andere woorden: ons technologisch overwicht is niet langer vanzelfsprekend. Moderne slagkracht, gericht op escalatiedominantie is dan van belang.

En dus dienen we te beschikken over voldoende moderne en hoogwaardige wapensystemen zowel te land, ter zee als in de lucht. Uiteraard moeten we ook sterk zijn in het cyber- en informatiedomein, offensief en defensief.

En ja, de wereld om ons heen is onrustig. Veel meer dan dat. Ik refereerde hier al eerder aan.

Zekerheden die voor vaststaand werden aangenomen, worden ter discussie gesteld. Interne en externe veiligheid zijn, zonder twijfel, twee kanten van dezelfde medaille.

Dit wordt keer op keer pijnlijk duidelijk. Aanslagen in Europese steden, het neerhalen van de MH-17, radicalisering, cyberaanvallen, grootse migratiestromen en ga zo maar door. Dit alles gaat gepaard met ernstige ontwrichtende gevolgen en een grote maatschappelijke impact.

Het Russische ‘zero sum’ denken in politieke, militaire, economische en ook culturele invloedssferen is terug van weg geweest. De veiligheidssituatie in het Midden-oosten, Noord-Afrika en delen van sub-Sahara en West-Afrika is de afgelopen jaren sterk verslechterd. De spanningen in Oost- en Zuidoost-Azië nemen al jaren toe, en een eventueel conflict aldaar heeft onmiskenbaar gevolgen voor de mondiale verhoudingen.

Hybride oorlogvoering vormt een reële bedreiging en het digitale domein is behalve een bron van welvaart en creativiteit inmiddels ook het toneel geworden van geopolitieke spanningen, misdaad en terrorisme.

Een open samenleving, zoals de Nederlandse, is hiervoor extra kwetsbaar. Ik vermoed zomaar dat ik u daarvan niet hoef te overtuigen.

En dus worden er niet voor niets steeds hogere eisen gesteld aan de beschikbaarheid, gereedheid, paraatheid en ook verplaatsbaarheid van onze militaire eenheden.

We hebben onmiskenbaar te maken met een groeiende diversiteit aan dreigingen, nauwelijks tot geen waarschuwingstijd én ook een toegenomen complexiteit van crises en crisisbeheersing.

2017 zou daarom niet zozeer het jaar van strategisch inzicht moeten worden, zoals de auteurs stelden, maar het jaar waarin de daad bij het woord wordt gevoegd!

We weten wat er moet gebeuren.

Er ligt een uitstekende basis voor de verdere versterking en vernieuwing van onze krijgsmacht. Het is nu écht tijd om door te pakken!

En ja, natuurlijk, als het gaat om de strategievorming in Nederland… meer in het algemeen… is er altijd ruimte voor verbetering. En ik hoop zeer dat het volgende kabinet die handschoen oppakt.

Maar somber ben ik niet. Het hebben van een National Security Strategy en een ogenschijnlijk bezielende of alwetende leider lijkt aardig, máár is nog geen garantie voor succes. De VS en het VK kunnen hierover meepraten.

En laten we eerlijk zijn: met Nederland gaat het zo slecht nog niet, getuige ook de top ranking van Nederland in de meeste lijstjes. Kortom: wees kritisch maar tel ook – zo nu en dan – je zegeningen.

Afronding

En ja, zeker, bij een sterk land als Nederland hoort een moderne krijgsmacht, een krijgsmacht die stevig op zijn benen staat, een krijgsmacht die nu én in de toekomst die onmisbare en kwalitatief hoogwaardige bijdrage kan leveren aan onze vrijheid, onze veiligheid en onze welvaart.

De afgelopen jaren heb ik me hier – met volle overtuiging – voor ingezet. Defensie is, zoals ik al zei, een prachtige organisatie.

Let wel, áls we willen blijven beschermen wat ons dierbaar is… dán zal er de komende jaren echt nog een tandje moeten worden bijgezet.

Wat de waarde is van uw en mijn inspanningen, kan vaak pas na jaren worden vastgesteld.

Maar één ding weet ik zeker, de noodzaak om nu door te pakken is groot. Er staat veel op het spel, te weten: de vele verworvenheden waarvoor zo hard is gestreden en die ons zo veel hebben gebracht!

Tot slot, want ook dat mag hier niet onvermeld blijven, graag wil ik ook u danken. Hetgeen ik heb gedaan, had ik niet kunnen doen zonder u. Dus grote dank daarvoor.